Genomineerd

 
De Groene Amsterdammer 10/2/2001 - door Kees 't Hart


Twee mannen waren ooit jongens, komen elkaars jeugd binnen, worden volwassen en laten elkaar en elkaars leven niet meer los. Wanda Reisel vertelt dit oerverhaal van een pijnlijke vriendschap die op moord en doodslag uitloopt, in razendsnelle vaart: puntig, meeslepend en dwingend. Ik stapte die mannenlevens moeiteloos binnen, raakte aan twee zeer verschillende milieus, ik was afwisselend en noodzakelijk zowel Duco als Eden.

En toch was ik ze tegelijkertijd ook niet. Reisel houdt deze mannen steeds op een afstand, ik hoefde ze niet echt te zip, werd in de gelegenheid gesteld over ze na te denken. Duco een kwal van een man met een grote bek en een klein hartje, een beginnende patser uit een kil patsersmilieu en Eden toch vooral een zeikerdje, een zelfmedelijdend ventje, beginnende oorwurm en verslaafd aan gemakzucht. Je moet er niet aan denken zo te zijn of te worden. En je denkt er toch aan omdat er iets onafwendbaars is in deze structuur. De schrijfster dwingt ertoe een keuze te maken, ze roept langs slinkse wegen begrip op voor de een en de ander.

Ze pendelt tussen deze twee levens als iemand die een kastje opent en roept: nu moet je maar eens beter kijken naar wat hier te zien is. Ze herinnerde me kortom aan mijn eigen afkomst, dat is de kracht van deze opzet: ergens aan herinnerd te worden.  Ze suggereert dat er een keuze is in levenslopen, dat deze levens model kunnen staan voor mannenlevens. De een of de ander. Waar was ik toen ik jong was? Wie was ik? Wie ben ik nu? Dit boek hield me klaarwakker.Het is ook een thriller, in meerdere opzichten een zoektocht naar een uitkomst. Wat is er precies gebeurd? Wie heeft wat gedaan? Hoe heeft het ooit zo kunnen lopen? Reisel zet de lijnen verbluffend goed uit. Ze begint met de afloop en houdt die toch onzeker. Ze tovert een Amsterdams middelbarescholierenmilieu uit de jaren tachtig te voorschijn, alsook een halfgaar oplichtersmilieu, een kunst scene en een vaag gehouden krakerswereld. Ze houdt haar zinnen bij dit alles helder en screen, geen vaagheid of ondoorgrondelijkheid, in dit boek is daarvoor geen plaats, dat laat de snelheid van het verhaal niet toe.

Tegen het einde gaat deze afgedwongen helderheid het overnemen, denk ik, alle lijnen neigen naar elkaar, raken elkaar en dan begint Duco niet langer meer Duco te zijn maar te veel een type te worden dat Duco heet, als ik nog te volgen ben. En Eden wordt de underdog. Het geheimzinnige van hun relatie, de magie daarvan dooft meer en meer uit, misschien was die magie toch te weinig onderwerp van het boek zelf, is die opgeofferd aan de snelheid van het verhaal. Waarom worden jongens eigenlijk precies vrienden van elkaar? En dan worden de stukken fragmentarischer, schematischer, het verhaal is aan de afronding begonnen, je ziet het voor ie ogen gebeuren, de afdaling naar het einde is ingezet.      

The winner takes it all.
 
Website by JetNet - © Wanda Reisel 2012