Hij is mijn vriend niet meer

 
Vrij Nederland 17/2/2001 - door Onno Bloem

De titel een man een man suggereert geen paradox, maar eenduidigheid. 'Een man een man, een woord een woord,' luidt het gezegde. Maar gaat het gezegde ook op voor de twee jongens die de hoofdrol spelen in de nieuwe roman van Wanda Reisel? Welnee, het omgekeerde is het geval. De vriendschap tussen de verteller, Eden Pendraat, en zijn vriend Duco Hellenberg, wordt van meet af aan beheerst door jaloezie en bedrog, verraad en woordbreuk en dat brengt ons met een schok terug op het vertrouwd cynische literaire terrein van Wanda Reisel.   

Elkaars tegendelen, dat zijn Eden Pendraat en Duco Hellenberg. In hun namen liggen paradijs en hel besloten. Eden is een dromerige, wereldvreemde man die verlangt naar rust en evenwicht in zijn leven. Een vertegenwoordiger in hardgemaakte Engelse schoenen met een week hart. 'Niet dat hij als een watje beschouwd word, maar Eden Pendraat was wat je noemt een stille.' Duco daarentegen is een ijdele charmeur, een sjacherende kunsthandelaar, een luidruchtig type dat mensen met woorden kan verleiden - Eden incluis. Zo beschreven lijkt het misschien of zij karikaturen van Good en Kwaad zijn, maar dat zou onterecht zijn. Wanda Reisel heeft de twee vrienden van vlees en bloed gemaakt. Duco blijkt af en toe opvallend aardige kanten te hebben en Eden is zeker geen heilige. 'Z6 karakterloos was hij nou ook weerniet.'  

Op de eerste bladzijde van de roman maken we kennis met Eden, die het gevoel heeft 'via een onderaardse tunnel uit een putdeksel omhoog te zijn gekropen'. Hij tolt even rond in een staat van opperste verwarring, maar komt al snel bij zinnen, Dan realiseert hij zich dat er iets verschrikkelijks is gebeurd: in een hotelkamer van een Amsterdams hetel heeft hij Duco, zijn beste vriend, vermoord.

De snelle bekentenis van de moord biedt Wanda Reisel de mogelijkheid met grote terugwerkende kracht de gebeurtenissen te reconstrueren die tot de moord hebben geleid, Toch is Een man een man geen rechttoe rechtaan thriller. Het is een grillige bildungsroman van een fatale vriendschap. 'De ziel van een ander is een donker bos,' luidt het motto van de roman, dat Reisel aan Saul Bellow heeft ontleend. Via de reconstructie van de moord probeert zij in de zielen van de opgroeiende jongens te kijken. Maar de vraag is of 'een ander', zelfs als hij je beste vriend is, wel werkelijk valt te kennen. We zijn gewaarschuwd.

Eden vertelt het verhaal van de moord en zijn vriendschap met Duco aan Babet, Dat is geen toeval. Babet zat bij Eden en Duco in de klas op het Spinoza Lyceum in Amsterdam-Zuid, Zij was de stille liefde van Eden. 'Zo'n meisje krijg je niet, daar ben je verliefd op, verder

niets.' Eden had zijn vriend laten zweren niets met haar te beginnen, haar met geen vinger aan te raken. Maar op het eindexamenfeestje van het Spinoza krijgt hij het eerste, ontluisterende bewijs dat Duco geen man van zijn woord is. Edens ontdekking van Duco en Babet in innige omstrengeling is het begin van het einde. 'Nu kan hij mijn vriend niet meer zijn, dacht Eden. Alles was stuk.'

Tot op dat noodlottige moment hadden de twee jongens zich magnetisch tot elkaar aangetrokken gevoeld. Zij genoten van de vrijheid die hun welgestelde ouders in Amsterdam-Zuid hun gaven. Duco, zoon van een schimmige zakenman in een chique stadsbungalow in Buitenveldert. En Eden, zoon van een leraar in de 'donkerbruin gelambrizeerde Van Eeghenstraatcultuur'. De rijkeluisjochies stoken elkaar op, 'lenen' de Porsche van Duco's vader en blinken uit in puberbravoure: 'Langs de Amstel naar Het Kalfje voor kroketten en frites, wat slenteren op Zorgvlied, je mengen onder een wildvreemde rouwstoet, koffie met hoestcake, met een stalen smoel de weduwe condoleren, het gastenboek opsieren met een flinke obsceniteit en wegwezen. Zo hoorde het leven te zijn.'

Na de gebeurtenissen op het eindexa­menfeestje houdt dat leven abrupt op. Eden wil Duco niet meer zien. Hij gaat studeren en ontmoet een meisje, Anneke, dat een kind van hem wil. Een jaar of twee later, als Eden met zijn zoontje Ilja in een bar zit, duikt Duco weer op. Hij betuigt spijt en weet Eden opnieuw om zijn vinger te winden. 'Vriendschap is een vreemd en wonderbaarlijk mechanisme,' stelt Eden vast. Hun relatie wordt zelfs weer zo sterk dat Eden met zijn zoontje en vrouw intrekt in een immens pand aan de Vondelstraat, waar Duco als antikraakwacht zit. Vanaf het moment dat hun vriendschap weer is opgelaaid, wordt Duco suikeroompje voor de kleine Ilja en betrekt hij Eden en Anneke bij zijn schimmige zaakjes. Duco zit via Maurits Brand, een oude vriend van zijn vader uit de oorlog, in de schilderijen-handel. Eens in de zoveel tijd vertrekt hij samen met Eden in de zwarte Mercedes van Maurits Brand naar Duitsland met een ingepakte Van Goyen of een oogverblindende Italiaanse meester in de kofferbak. Als Duco het vak eenmaal in de vingers heeft, gebruikt hij zijn kennis om een handeltje in vervalste 'Cobra's' op zetten.

Dat Duco zijn zaakjes zo regelt, verbaast allerminst, Het past naadloos in zijn karakter. Het opmerkelijke is dat Eden zich almaar voor Duco's karretje laat spannen. Eden blijft maar bang dat vriendschap 'als een kathedraal van luciferhoutjes' in elkaar zal storten en is daarom - en omdat Duco zijn gezinnetje in feite financieel onderhoudt - bereid om veel door de vingers te zien. Hij weet dat hij 'op krakend ijs' loopt, maar kan zich niet uit de noodlottige vriendschap bevrijden, Duco is zijn contact met de buitenwereld, heeft alle eigenschappen die hij zelfontbeert. 'Hij is de kist, jij de viool,' zegt de kunsthandelaar Maurits Brand.

Uiteindelijk leidt een gruwelijke gebeurtenis tot Edens onherroepelijke daad. Door de jaren heen is Edens zoon Ilja steeds meer onder de indruk van 'oom Duuk' geraakt. Ritjes in de Porsche, spannende uitjes en dure kleren deden hun giftige werk. Ilja's verering voor Duco's nietsontziende leefstijl worden hem noodlottig. Op zijn dertiende verjaardag gaat hij met hem mee naar discotheek Mazzo, snuift in een onbewaakt ogenblik wat cocaïne en wordt, tollend op zijn benen, op straat door een taxi doodgereden.

Eden is ontroostbaar. 'Ilja's dood was een onvoorstelbaar feit en wennen aan het onvoorstelbare leek hem onmogelijk.' Als hij tot overmaat van ramp zijn vrouw betrapt met Duco gaat hij verhaal halen bij Duco in de hotelkamer waar hij zich die dagen ophoudt. Reisel beschrijft de moord niet gruwelijk, bijna onderkoeld. Zonder de dood van Duco zou Eden niet meer hebben kunnen leven - en zo bezien is het een bevrijding. Voor het eerst kan hij op eigen benen staan. Een tweede leven beginnen. In die wedergeboorte, vooral vanwege het ontbreken van enig moreel verwijt aan Edens adres, ligt een opmerkelijke paral­lel met Gerrit Krols laatste roman De vitalist waarin een moord als levensvoorwaarde, als 'vitalistische' daad wordt voorgesteld.

Verder dan dit prikkelende gegeven gaat de vergelijking tussen de twee romans niet, al is het maar vanwege het verschil in stijl. Krol schrijft oneliners, korte zinnetjes. Veel witregels, Bijna poëzie. Terwijl Reisel in Een man een man proza in optima forma produceert, met meanderende zinnen van soms wel een halve bladzijde lang, Uiteindelijk zit daar, in de stijl, ook de kracht van de roman: de ruwe snelheid van vertellen - 'met 120 km per uur binnen de bebouwde kom'.

Is de ziel van een ander een donker bos ?

De grilligheid van Een man een man draagt ook bij aan het prozaïsche karakter van het boek. Talloze verhalen en verwijzingen dwarrelen door de roman, verhalen over het oorlogsverleden van Duco's vader, verhalen over de stad Amster­dam en knipogen naar de bijbelse broedermoord van Kaïn op Abel.

Rest de vraag of Saul Bellow gelijk heeft gehad. Is de ziel van een ander een don­ker bos? Ja; de drijfveren van Duco Hellenberg blijven na lezing van Een man een man een raadsel. 'Duco deed wat Eden nog niet eens had bedacht.' Er wordt geen alomvattende oplossing geboden. Maar op weg naar de ontraadseling van de vriendschap heeft Reisel ons wel meegenomen op een spannende en fascinerende zoektocht.

Website by JetNet - © Wanda Reisel 2012