- "Spectaculaire morele thriller" - Dirk-Jan Arensman - VPROgids - 23 /1/'19
- **** "Road Novel met bijbelse proporties"- "Spannend en Onontkoombaar" - Maria Vlaar - De Standaard - 8/2/'19
- "Sterke, verrassende roman" - ZIN magazine - februari 2019
- "Mythisch beeld van een mannenwereld" - Kees 't Hart - Groene Amsterdammer - 30/1/'19 (2)
- "Verhaal over misdaad en terreur, menselijkheid en tederheid" - Rob Schouten - Trouw 27/1/'19
- ADAM brengt je in een roes! - Jeroen Vullings - VN - 20/1/'19
Waarin de typische Salinger-toon wordt geïllustreerd aan de hand van Wanda Reisels 'Plattegrond van een jeugd'
Door Carel Peeters
Het is alsof er een lampje gaat branden wanneer in Wanda Reisels Plattegrond van een jeugd woorden, zinnen en scènes opduiken die typisch zijn voor de toon van J.D. Salinger.
Dat heeft niets met imitatie te maken. Reisel hoeft helemaal niet te imiteren, daar is ze veel te veel zichzelf voor. Maar ze heeft wel iets dat Salinger in overtreffende trap heeft. En zij heeft het niet alleen, het is ook te vinden bij Doeschka Meijsing. Salinger is een deel van hen.
Het is te zien aan het vanzelfsprekende van absolute emoties bij hun personages. Geen halve, alleen hele emoties. In het grotendeels autobiografische Plattegrond van een jeugd wordt een absolute liefde voor het zesentwintig kamers tellende huis aan de Amsterdamse Van Eeghenstraat beleden die typisch Salinger is.
Bewondering
Typisch Salinger is dat je iets onvoorwaardelijk kunt bewonderen, zoals Holden Caulfield in The Catcher in the Rye zijn overleden broer Allie en zijn springlevende zusje Phoebe bewondert. Het overrompelende van die sympathie is dat hij duidelijk een groot persoonlijk belang dient, alsof Caulfield het voor zijn geestelijke gezondheid ook nodig heeft. Het is een zenuwachtige bewondering.
Geen zenuwachtigheid bij Reisel, maar wel een beheerste bewondering voor het huis. Het is als een weldaad, iets wat gekoesterd wordt en waarover geamuseerd wordt gesproken, tot en met de kleur van de spijltjes voor de ramen van het souterrain. Wanneer het dienstmeisje ’s morgens in de grote eetkeuken het koffieapparaat aan doet, gaat er een lichtje branden. Dat lichtje doet het hem: hoe klein ook, het verlicht alles. Het is door Reisel gezien en opgeslagen. Ook hier dient het huis een groot persoonlijk belang: het stoffeert op de aangenaamste manier de jeugdherinneringen.
Emotionele verhoudingen
Het is ook typisch Salinger wanneer Reisel over de ouders zegt dat ze van hun zes kinderen hielden ‘op een manier die overweldigend mag worden genoemd.’ Het superlatieve en een beetje exotische van ‘overweldigend’ (je zegt niet zo gauw dat je ‘overweldigend’ van iemand houdt) is karakteristiek voor Caulfield in The Catcher in the Rye.
Caulfield geeft aan de lopende band uitdrukking aan zijn gevoelens en die zijn altijd absoluut: hij heeft een directe emotionele verhouding met alles, uitgesproken positief of uitgesproken negatief, zowel met mensen als met dingen. Hij kan peilloos droevig worden van iemand die verkeerde schoenen aan heeft. Of neem, in het positieve, zijn verhouding tot zijn zusje Phoebe.
Hij praat over haar met een innemende sympathie. Hij betrekt zelfs de lezer er bij wanneer hij zegt dat we haar hadden moeten zien toen ze, zo klein als ze was, haar huiswerk zat te maken aan ‘het grote ouwe krankzinnige bureau’ van haar grote broer, ‘dat had u moeten zien’. Die emotionele verhouding heeft hij ook met dingen. Hij is gek op schriften, en helemaal als ze van Phoebe zijn want die schrijft er allerlei grappigs in: die schriften kan hij (weer in de superlatief) ‘de hele dag en de hele nacht’ lezen.
Een voorbeeld van Wanda Reisels emotionele verhouding tot dingen, zijn de passages over het klappertjespistool en de heuse revolver in het hoofdstuk ‘Het wilde westen’. Het gaat daar om hetzelfde kinderlijke of puberale fetisjisme als bij Salinger. Zoals Holden Caulfield het over de linkshandige basketballhandschoen van zijn overleden broer Allie kan hebben (waarop hij gedichten had geschreven), zo casual precies beschrijft Wanda Reisel het mechaniek van het pistooltje en de geur van het kruit: ‘Iets heerlijkers dan de lucht van een klappertje bestond niet. Soms bewaarde ik de hele afgeschoten sliert om eraan te ruiken.’
Het pistooltje is verbonden met een fel emotioneel belang: ‘Het was geloof ik niet hebberigheid alleen die me beheerste. Het was een diep verlangen naar uitbreiding van mijn territorium, naar het veroveren van de wereld.’ De iets volwassener revolver die ze in de speelgoedwinkel ziet, wordt deel van haar dromen en dagdromen, waarin ze held speelt die voorkomt dat nazi’s haar ouders meenemen: ‘Toen dook ook de revolver van f 12,99 weer op, die ik zo graag wilde hebben en die zo lekker in de hand lag. Ik kon ermee achter zo’n groen busje aan rennen en met twee handen scherp richten en roepen dat ze stil moesten blijven staan, de hangbuikzwijnen. Dat ze de portieren moesten openen en mijn ouders en mijn broers en zusters teruggeven. Anders knalde ik ze dwars door hun rotkoppen. Daar had ik geen medelijden mee. Ik had helemaal geen medelijden. Het bloed kon me ook niks schelen. Het knalde uit hun harses en hun borst en spette op de autoruit.’
Sympathie
Zoals Salinger Holden Caulfield over mensen laat praten met een subtiele, maar radicale sympathie, zo kan Reisel dat ook. In het hoofdstuk over de baseballhandschoen gaat het ook over wat voor iemand Holdens overleden broer Allie was. De roodharige Allie was zo’n broer die, zonder dat je het wist, van een afstand stond toe te kijken wanneer je aan het golfen was. Het was niet in je opgekomen dat hij zou komen kijken, maar daar stond hij. Er staat dan: ‘dat soort rood haar had hij. God hij was een aardige jongen.’ Het is prachtige onzin dat Allies rode haar de oorzaak zou zijn van zijn aardigheid.
Iets dergelijks heeft plaats in Plattegrond van een jeugd wanneer Reisel het heeft over oom Fried en tante Tuf (die natuurlijk tante Tof werd genoemd). Bij Holden Caulfield was het voor Allie al genoeg om rood haar te hebben, bij Reisel was ook meteen alles duidelijk: het schaterlachen van tante Tof ‘ketste van wand tot wand en bij oom Fried rolden de vreugdetranen uit zijn ogen.’ Reisel voelde bij binnenkomst in hun huis al een soort zindering: ‘Dit waren mensen die wisten waar het om ging. Mochten wij ooit wezen worden, dan wisten we waar we moesten zijn.’ Dezelfde onmiddellijke, onvoorwaardelijke sympathie doet zich voor bij een mevrouw die in dezelfde straat woont, mevrouw Dulith. Die houdt een ezel in haar gang, had in het verzet gezeten, en ‘durfde dus alles’.
Net als bij Salinger, en speciaal bij Holden Caulfield en de personages van zijn Glass-familie, moet alles kloppen. ‘Kloppen’ wil zeggen dat mensen en dingen niet ‘phony’ moeten zijn, maar zuiver, puur, authentiek. Iets of iemand moet zijn zoals het moet zijn. Hiervan zie we iets terug bij Wanda Reisel wanneer ze het heeft over de tuinen rond het huis, waarin zij en haar vriendjes rondstruinden, als wilden. Die tuinen waren ‘zoals tuinen horen te zijn’. Die tuinen klopten.