- "Spectaculaire morele thriller" - Dirk-Jan Arensman - VPROgids - 23 /1/'19
- **** "Road Novel met bijbelse proporties"- "Spannend en Onontkoombaar" - Maria Vlaar - De Standaard - 8/2/'19
- "Sterke, verrassende roman" - ZIN magazine - februari 2019
- "Mythisch beeld van een mannenwereld" - Kees 't Hart - Groene Amsterdammer - 30/1/'19 (2)
- "Verhaal over misdaad en terreur, menselijkheid en tederheid" - Rob Schouten - Trouw 27/1/'19
- ADAM brengt je in een roes! - Jeroen Vullings - VN - 20/1/'19
Een nieuw boek van Wanda Reisel leg je niet zo maar opzij
door Johan De Haes - 23/02/2010
In “Baby Storm” vond zij haar eigen branie-achtige en gevoelige stem. In “Een man een man” tekende Wanda Reisel al een plattegrond van het Amsterdam waarin zij als dochter van een joodse arts opgroeide. En “Witte Liefde”, genomineerd voor de AKO Literatuurprijs en bekroond met de Anna Bijns Prijs, vertelt het schitterende verhaal van liefde en overspel in de tropen, maar bevat ook het vrolijkst babbelende lijk in de Nederlandse literatuur. Werkelijkheid en verbeelding, autobiografie en fantasie liggen steeds dicht bij elkaar in het werk van Wanda Reisel. En dat geldt ook voor haar nieuwste boek dat “Plattegrond van een jeugd” heet.
Waar herinneringen thuis zijn
De plattegrond van een jeugd is ook de plattegrond van een huis, het ouderlijke huis van Wanda Reisel in de Van Eeghenstraat 100 in Amsterdam. Het is een groot huis uit 1905 met vijf verdiepingen en zestien kamers, waar de familie Reisel, terug uit Curaçao, in 1961 ging wonen. Etage per etage, van portiek en souterrain tot en met het platte dak, worden plekken, meubels en voorwerpen met herinneringen geassocieerd. En niet te vergeten de tuinen waarachter zich het Vondelpark bevindt, waaruit op een dag een belaagde vrouw door vader Reisel wordt gered.
Gevoel voor gevaar hoort bij deze familie. Een deel ervan overleefde de oorlog niet. Het klappertjespistool van Wanda of de echte revolver van vader Reisel horen bij de verhalen van onderduiking en deportatie. Vader heeft een doka waar hij foto’s ontwikkelt en legt familietaferelen met de camera vast. “Ik heb liefhebbende, fotograferende en filmende ouders”. Film is sowieso belangrijk in het leven van de jonge Wanda, die van haar vijfde tot haar achttiende in dit ouderlijke huis, waarvan zij elk plekje blindelings kent, heeft gewoond.
Over escortemeisjes, Buster Keaton, WF Hermans en Jezus
“Plattegrond van een jeugd” bevat hoofdstukken die afwisselend op grijs en wit papier gedrukt zijn. De langere “witte” hoofdstukken zijn verhalen die steeds meer een eigen leven gaan leiden. “Ik heb mijn korte verhalen altijd als stijloefeningen en schetsen beschouwd. Ze zijn ‘werk in wording’ en dat materiaal is uiteindelijk in dit boek uitgemond” staat er in een aantekening achteraf.
“Domoor, wat is uw naam” handelt over een familie, die op de Reisels lijkt, maar er toch ook duidelijk van verschilt. In “Telemeisje” troost een aan lezen verslaafd escortmeisje door haar naaktheid te tonen, haar rouwende vader die op een treurige wijze aan porno verslaafd is. “Jezus en Sunlight” is een prachtig verhaal over een joods echtpaar, een oom en tante uit Drente, die zich een American way of life hebben aangemeten, het Jezusverhaal als een perfect Hollywoodscenario ontleden en Buster Keaton en Stan Laurel op de borrel ontvangen. “Water en wijn” is een “realistisch” verhaal over spanning en sleur, overspel en geheimhouding, maar elders geeft Wanda Reisel aan haar verbeelding helemaal de losse teugels. “Aan mijn kant” lijkt op een surrealistisch verhaal in de trant van de vroege W.F. Hermans, die met Patrick Modiano hier als een doorslaggevende invloed wordt erkend.
Wanda Reisel verbindt haar fascinatie voor “de randen van het menselijk brein” met “de vanzelfsprekende autonomie” die zij als kind bezat en die ze vanaf haar puberteit met een bevrijding “van remmingen en belemmeringen” opnieuw wil verwerven. Wellicht kiemde hier een schrijverschap dat graag achter de dagelijkse werkelijkheid en het geheugen opereert. Maar de gewelddadige familiegeschiedenis klinkt altijd mee, ook in de epiloog van een boek dat tegelijk fascineert en zichzelf niet helemaal prijsgeeft: “Ik moest een ridder zijn, met maliënkolder. Me blijven oefenen met messen en pistolen. Ze geen kans geven. Ik moest onzichtbaar worden. Ik moet onzichtbaar zijn. Maar niet verdwijnen.”