Je hoofd is van mij



 
Over Die Zomer - 16 september 2008
 

Met Die zomer heeft Wanda Reisel een zeldzame Salingereske roman geschreven die alle beperkingen van het genre overstijgt.

In het boekenvak wordt vaak aangenomen dat een schrijver die na drie of vier boeken nog niet is doorgebroken op niets meer kan hopen. Het interview dat hem (of haar) aan het grote publiek kan voorstellen, komt er niet meer. Hij is oud nieuws. De eerste bespreking waarin de schrijver wordt verweten ‘zichzelf te herhalen’ ligt al aan de horizon - zonder te vermelden wie de schrijver anders zou moeten herhalen. Collega’s beginnen de schrijver op een andere manier te bejegenen, vriendelijker, want zijn plaats in de pikorde staat nu vast. Alleen het toeval, in de vorm van een grote commerciële prijs, kan zijn lot nog veranderen.

Gelukkig hoeft het niet altijd zo te lopen. Die zomer is Wanda Reisels zevende of achtste titel, afhankelijk of je haar bundeling toneelteksten meetelt. Tweeëntwintig jaar geleden debuteerde ze met Jacobi’s tocht en ze heeft nooit een groot succes gehad. Verloren zaak, zouden de cynici zeggen. Alleen wordt haar werk steeds beter, en het lijkt erop dat het publiek dat ook in de gaten heeft, want er is nog steeds een stijgende lijn te zien. De stapeltjes Reisel in de boekhandel worden elke keer hoger.

Voor veel schrijvers die in de jaren tachtig begonnen, is het achteraf gezien een zware klus geweest hun plaats te vinden in het literaire landschap dat zich sedertdien ontwikkelde. Niemand was voorbereid op de vercommercialisering van de jaren negentig, en de enorme tempoversnelling die eruit voorvloeide. Ook de succesvolle schrijvers van die generatie hadden een paar jaar nodig om hun evenwicht te hervinden.

Wanda Reisel is een van de survivors van dit slagveld. Het leek alsof ze haar toon pas goed vond in romans als Baby Storm (1996) en Een man een man (2000). Witte liefde (2004) werd bekroond met de Anna Bijnsprijs, de prijs die eens in de twee jaar aan een schrijfster wordt uitreikt, mannen komen niet aanmerking, en het grappige was dat de jury bijna geheel uit mannen bestond. Kennelijk waren de vrouwen op.



Die zomer speelt zich af in 1970, wanneer de heldin van het verhaal, Dana Davidson, zeventien lentes jong, vindt dat het lang genoeg heeft geduurd. Het grote leven kan beginnen. Ze wil haar maagdelijkheid verliezen. Liefst aan een man met wat ervaring, want een beetje ‘prakken’ met een leeftijdgenoot zou een teleurstellende initiatie zijn.



Die zomer begint als een schelmenroman, met twee Amsterdamse gymnasiastes die in Parijs op avontuur gaan. Dana is precies het type meisje dat in het buitenland eindelijk loskomt, maar ook in Parijs lukt het haar niet zich over te geven aan de liefde. Ondertussen pakt Dana’s oversekste vriendin Tessa wat ze pakken kan. In hun hotelkamer richt ze een soort orgie aan met een Algerijn die ze in een kroeg heeft ontmoet, en Dana reist gedesillusioneerd terug naar huis.

Die zomer is thuis een eenzaam oord. Moeder is weg, vader is erg bezig buiten de deur. Klasgenootjes zijn met vakantie en de enige leraar bij wie ze terechtkan, ‘corny-horny’ Ted van biologie probeert haar de hele tijd in bed te krijgen. Het is 1970. Stuurloos zoekt Dana naar gezelschap, en al snel onthult deze roman zijn ware aard. We zijn in Salingerland terechtgekomen.

Schrijvers-in-spe wordt vaak aangeraden zich eerst eens in Salinger te verdiepen. Slechter advies bestaat er niet, getuige de ontelbare met hun zelfmedelijden koketterende mini-Caulfields in onze literatuur. Er waren tot voor kort in onze literatuur maar twee goede op Salinger geënte romans, Red ons, Maria Montanelli van Herman Koch en Held van beroep van Adriaan Jaeggi. Nu is er een goede derde, Wanda Reisels Die zomer, die het genre ruimschoots overstijgt. En het mooie is dat het verhaal dit keer wordt verteld door een meisje.

Dana noemt zichzelf ‘een heuse Joodse prinses.’ Ze woont aan het Vondelpark, haar vader is psychiater, hij heeft het huis strak ingericht (er komen geen knusse oma-lampjes in!) en hij neemt Dana, zijn oogappel, wel eens mee naar het Stedelijk. Dana heeft een oudere broer David, tegen wie ze enorm opkijkt, een niet nader omschreven zus Mascha en nog een piepjong stel nakomertjes. Het is een gezin met veel liefde, behalve tussen vader en moeder. Moeder heeft de wijk genomen naar een kibboets in Israel, en vader heeft een vriendin die hij niet meer verbergt voor de kinderen, want de kans dat moeder nog terug komt is gering.

“Betty en ik hebben alles meegemaakt,’ legt hij Dana uit. ‘We hebben ondergedoken gezeten in één kamertje, die hele tijd samen geslapen in een eenpersoonsbedje.’ Hij hield plotseling op met praten, Dana trok zijn arm steviger om zich heen. ‘We hebben allebei op een gegeven moment een dof geluid gehoord en toen wisten we dat we vastgelopen waren, liefje. Ik wil het niet maar wat kan ik doen?”

Dana is de ideale dochter. Ze houdt zoveel van haar vader dat ze hem zelfs gadeslaat wanneer hij nietsvermoedend naar Mahler zit te luisteren. Ze heeft hem zijn nieuwe liefde, Nicolette-de-Twinsette, al snel vergeven. Ze heeft een goed stel hersens en schaamt zich daar niet voor, want de kinderen van die tijd hadden nog een achtergrond waar je nu, na veertig jaar onderwijshervormingen, met een lampje naar moet zoeken. Probleem is alleen dat ze haar vader aan het verliezen is.

Terwijl het haar maar niet lukt haar vrouwelijkheid te claimen en dochter-af te worden, is haar vader rustig aan een nieuw leven begonnen. Nicolette blijft slapen, en anders blijft hij wel een nachtje bij haar slapen. Ondertussen dwaalt Dana door het verlaten huis.

Haar seksuele verkenningen met corny-horny Ted eindigen elke keer weer net voor de finish, met een perfecte, komische timing. Die zomer is een genot voor de lezer, in een literatuuur die rijkelijk is gezegend met miezerige seksscènes, vooral vanuit het vrouwelijke oogpunt, want goede seks vergt veel meer van de schrijver. Dana’s adolescente lust en nieuwsgierigheid zijn perfect getroffen en wanneer het in de duinen dan eindelijk zover is (maar net niet helemaal) vliegen de spetters ervanaf.

‘Meeuwen kwamen nieuwsgierig boven hen zweven en hielden even op met hun gekrijs alsof ze niet wilden verraden wat ze daar beneden zagen. Dana kantelde haar bekken een beetje en kwam toen ook met een reeks kleine schokjes klaar, terwijl ze zijn langzaam slinkende pik tegen haar geslacht duwde.’

Naarmate de laatste pagina’s naderbij komen wordt het duidelijk dat Reisel voor een onmogelijke opgave staat. Dana’s verhaal is zo opgezet dat het oneindig door kan gaan, want ze zal altijd weer op het laatste moment terugdeinzen, tenzij zich een prins op het witte paard aandient, en daar doet de literatuur niet aan. Ze zal toch nooit een jongen vinden die tegen haar vader opkan. Hij zegt het zelf wanneer ze het eens hebben over LSD (het is 1970) en hij haar verbiedt er ook maar over na te denken. ‘Verder hou ik van je en je hoofd is van mij. Discussie gesloten.’
Website by JetNet - © Wanda Reisel 2012