- "Spectaculaire morele thriller" - Dirk-Jan Arensman - VPROgids - 23 /1/'19
- **** "Road Novel met bijbelse proporties"- "Spannend en Onontkoombaar" - Maria Vlaar - De Standaard - 8/2/'19
- "Sterke, verrassende roman" - ZIN magazine - februari 2019
- "Mythisch beeld van een mannenwereld" - Kees 't Hart - Groene Amsterdammer - 30/1/'19 (2)
- "Verhaal over misdaad en terreur, menselijkheid en tederheid" - Rob Schouten - Trouw 27/1/'19
- ADAM brengt je in een roes! - Jeroen Vullings - VN - 20/1/'19
Frank Hockx - Boekdelen
"Een boek moet iets meeslepends hebben, je moet als schrijver een ferme streep durven zetten. En dat de woorden precies kloppen en de zinnetjes mooi zijn, dat zal dan wel." Deze uitspraak deed Wanda Reisel in een interview in 'Bzzlletin' in 1989, kort na het verschijnen van haar eerste roman 'Het blauwe uur' (1988).
Dit spannende verhaal over een blinde hartstocht, een amour fou, voldeed in alle opzichten aan dit credo. Hoofdpersoon in 'Het blauwe uur' is advocate Emy Andersen. Na de dood van haar vriend drie jaar eerder heeft ze zich op haar werk gestort. Dan ontmoet ze een jongen die ze als kind gekend heeft. De enige concrete herinnering is een foto waarop ze verkleed zijn als bruidspaar. Deze Adriaan Karton leeft in een geheel andere wereld. Hij verdient zijn geld als gigolo. Toch raakt Emy geheel verslaafd aan hem, ook als ze meer inzicht krijgt in zijn leugens. Ze daalt af in de voor haar duistere wereld van Adriaan. Hoogtepunt in hun relatie is voor Emy een weekend in de Ardennen. Daar vindt echter een omslag plaats die (letterlijk) een litteken achterlaat bij Emy.
Net als Emy Andersen in 'Het blauwe uur' trachten ook de hoofdpersonen in de twee verhalen in 'Jacobi's tocht' (1986) binnen te dringen in levens van mensen die hen fascineren. Het titelverhaal uit deze bundel schildert de speurtocht van Elena Jacobi uit de stad A. naar de laatste minnares van haar juist overleden vader in het dorp B. Een speurtocht ingegeven door sterke emoties: "Ik werd wakker met een intense haat tegen de onbekende tandartsvrouw. Ik moest haar deze dag vinden. Haar uitschelden. Bij de haren grijpen en driemaal rond het erf sleuren. Haar ontredderd achterlaten in een toestand die haar zou heugen."
Ook in 'Baby Storm' (1996) deinst Reisel niet terug voor de "ferme streep" zoals hierboven bedoeld. De eerste zin hakt er direct stevig in: "Het is eigenlijk een misselijk makende gedachte dat mensen in boeken altijd over kleinzielige levens van anderen willen lezen, zodat hun eigen leven er voor even misschien iets minder miezerig uit zal zien." Hoofdpersoon in deze roman is een jonge vrouw (in de loop van het verhaal wordt ze 26) die op de lezer een nogal chaotische indruk maakt. Wat werkelijkheid is en wat zich alleen afspeelt in haar zeer rijke verbeelding valt, naarmate het boek vordert, steeds moeilijker uit te maken. Gebeurtenissen, beelden, projecties en associaties tuimelen in hoog tempo over elkaar heen. Zaken die in een bepaald verband aan de orde komen, keren in een andere context weer terug. Zo kan een leguaan die voorkomt in een boek dat de ikfiguur heeft gelezen, ook sprekend in haar eigen leven optreden. En Arnold, de niet aflatende bewonderaar die zelfs de vuilniszakken van de hoofdpersoon doorvlooit om maar inzicht in haar leven te krijgen, figureert ook als vogel wanneer ze, met haar kortstondige geliefde Willem, naar de Stille Zuidzee is afgereisd.
Het beeld dat uit dit alles van de hoofdfiguur oprijst, is dat van een eenzame jonge vrouw die er niet erg goed in slaagt haar leven vorm te geven. Ze is weinig positief over andere mensen en is in woord en daad zelfs een mensenhater, maar af en toe zit ze ook zeer verlegen om contact. Maar noch Arnold, noch Willem, noch haar jeugdvriendin Sandra laat ze echt in haar leven toe. Hoe onbeduidend haar bestaan tot op heden echter ook geweest is: ze weet dat ze voor iets groots in de wieg is gelegd. Uiteindelijk vertaalt ze die gedachte naar een verantwoordelijkheid jegens de mensheid: "Ik moet de mensen ervan doordringen wat waarachtigheid is, want zonder waarachtigheid kan men niet leven." Die gedachte projecteert ze op de baby van haar vriendin, de Baby Storm uit de titel die ze profetische gaven toedicht.
"Hoe is het toch mogelijk, dacht Vera, dat anderen voor zichzelf glashelder zijn? Ik ben mijzelf een raadsel, mezelf steeds weer vreemd, onbekend. Ik kom telkens uit een andere hoek, mezelf verbijsterend, volledig onbetrouwbaar eigenlijk." Hoewel ze aanzienlijk stabieler is dan de hoofdfiguur in 'Baby Storm', geldt ook voor Vera in de voorafgaande roman 'Het beloofde leven' (1993) dat ze op zoek is naar haar plek in de samenleving. Deze jonge vrouw, die haar geld verdient met het verbeteren en herschrijven vam filmscripts, keert terug naar het huis uit haar jeugd, waar ooit de onderhuurder Adler uit het raam sprong. Ze gaat zich in de achtergronden van deze figuur verdiepen en krijgt tegelijkertijd ook een ander zicht op zichzelf en haar joodse achtergrond. Overigens speelt het 'joods zijn' in Reisels werk in zijn algemeenheid niet direct een belangrijke rol (al schreef ze wel een bijdrage in de bundel 'De olifant en het joodse probleem', 1994). Maar dat haar personages worstelen met gevoelens van ontheemding is wellicht wel in verband te brengen met de thematiek die door andere auteurs met een joodse achtergrond nadrukkelijker wordt gekoppeld aan een zoeken naar de joodse identiteit.
In 'Bzzlletin' typeerde Reisel haar roman 'Het blauwe uur' als "een speurtocht in de onduidelijke en onbetrouwbare krochten van het onderbewuste, waarin verlangens wakker gemaakt worden, waar iemand kennelijk op een chaotische manier aan ten prooi kan vallen". De spanning tussen de "reële" buitenwereld en de binnenwereld van het onderbewuste, van verbeelding, droom en chaos, is een constante factor in het werk van Reisel. "Je moet altijd rekening houden met de mogelijkheid dat alles ineens op zijn kop kan staan," zei ze in een interview. Daarom is ze ook niet erg gecharmeerd van puur realistisch werk: "Ik hou ervan een wereld te maken die niet direct bestaat maar die wel lijkt op onze wereld." Om die reden spreekt het werk van bijvoorbeeld de Franse auteur Patrick Modiano haar aan. De simpele middelen waarmee hij situaties beschrijft "waarin je trapje voor trapje afdaalt in een andere wereld," vertonen verwantschap met haar werk waarin chaos en raadselachtigheid belangrijker zijn dan de "echte" werkelijkheid. Ook bij Reisel, hoewel veel meer dan Modiano een auteur die niet terugdeinst voor het grote gebaar, is er vaak sprake van een aanvankelijk rustige en heel herkenbare wereld van waaruit de hoofdpersonen geleidelijk belanden in een verontrustende, chaotische wereld waar gevoel de rede overheerst.
Eden, een van de twee hoofdfiguren in de roman 'Een man een man' (2000) komt op de eerste pagina's geleidelijk weer boven in de gewone wereld, na een nacht in trance door Amsterdam gesjouwd te hebben. Het dringt tot hem door dat hij zijn jarenlange beste vriend Duco heeft vermoord. De lezer krijgt vervolgens te horen hoe de vriendschap beheerst werd door wederzijdse jaloezie. Eden doet zijn verhaal in het eerste deel van het boek aan zijn schoolvriendin Babet die hij heeft opgespoord. Met haar trekt hij een avond door Amsterdam. De alledaagse wereld (nauwkeurig beschreven locaties in Amsterdam) botst dan op 'de andere', irreële wereld, waarin Babet nauwelijks reageert op zijn bekentenis.
Na 'Een man een man' duurde het vier jaar voor Reisel opnieuw een roman publiceerde. 'Witte liefde' is - wederom - het verhaal van een passie, van een obsessieve liefde: de relatie tussen een getrouwde Nederlandse vrouw die zich pas op Curaçao heeft gevestigd, en een getrouwde journalist die al geruime tijd op het eiland woont. De couleur locale van het eiland en het milieu van de Nederlandse high society in de jaren vijftig worden door Reisel met veel verve beschreven. De schrijfster baseerde de roman op het leven van haar moeder. Het boek is in zekere zin de tegenhanger van het titelverhaal uit haar debuut 'Jacobi's tocht', waarin een dochter zicht probeert te krijgen op het overspel van haar pas overleden vader.
Collega-schrijver en toneelcriticus Kester Freriks schreef naar aanleiding van Reisels toneelwerk dat voor haar hoofdpersonen de taal het instrument is om de brug te slaan tussen de alledaagse en de 'andere' wereld. Maar die taal is vaak ontoereikend als het gaat om het echt bereiken van andere mensen. Het werk van Harold Pinter, waarin die ontoereikendheid van mensen om echt tot elkaar door te dringen (ook al zijn ze zeer taalvaardig) centraal staat, noemde Reisel dan ook een "belangrijke invloed" bij het schrijven van haar eigen toneelstukken. Die zijn met redelijk veel succes opgevoerd door onder andere Toneelgroep Baal ('Ansichten'), Discordia ('Echec' en 'Op de hellingen van de Vesuvius'), Carrousel ('De vliegenier') en Het Toneelhuis ('Sangria'). Van 'Op de hellingen van de Vesuvius', over het leven van de negentiende-eeuwse Italiaanse dichter Giacomo Leopardi werd de tekst ook in Duitse vertaling uitgebracht.
De waardering in de literaire kritiek voor Reisels proza is wisselend geweest. De reacties op haar debuut waren gemengd, terwijl 'Het blauwe uur' zeer goed ontvangen werd. Dat enthousiasme voor deze roman was er ook in Duitsland, na publicatie van de vertaling in 1991. 'Het beloofde leven' en met name 'Baby Storm' kregen een aantal minder enthousiaste kritieken. Laatstgenoemde roman werd echter wel genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs 1997. Ook 'Een man een man' werd in 2001 voor deze prijs genomineerd.
Frank Hockx
Deze tekst is overgenomen met toestemming van Biblion Uitgeverij